Toen de Romeinen vertrokken, verdwenen ook de Cananefaten, de Germaanse stam die leefde in het Rijnmondgebied. Het werd stil en pas een paar eeuwen later ontstond weer nieuwe bewoning, met...
lezenToen de Romeinen vertrokken, verdwenen ook de Cananefaten, de Germaanse stam die leefde in het Rijnmondgebied. Het werd stil en pas een paar eeuwen later ontstond weer nieuwe bewoning, met name in de Zanderij. Rond 600 na Chr. was de Rijnmond onderdeel van het gebied van de Friezen, dat zich langs de kust uitstrekte van België tot aan Denemarken. Katwijk lag in West-Frisia. Maar daarbuiten groeide het nieuwe rijk van de Franken, die zich als opvolgers van de Romeinen beschouwden.
De Franken trokken steeds verder naar het noorden, totdat ze in conflict raakten met de Friezen. Na een eeuw van schermutselingen werd de laatste Friese koning, Redbad, in 719 overwonnen. Valkenburg en Katwijk werden vervolgens door de Frankische koning aan de St.-Maartenkerk in Utrecht geschonken, waarschijnlijk als deel van de belasting (de “tienden”) die men in die tijd aan de kerk verschuldigd was.
Niet lang daarna verschenen er Deense Noormannen voor de kust. Soms waren dit plunderende piraten, maar soms werden ze hier ook wel door Frankische heersers als graaf aangesteld. Het Frankische rijk was verdeeld in stukken: de Rijnmond behoorde tot de gebieden die betwist werden. De bisschop van Utrecht sloeg op de vlucht en had daarna geen controle meer over zijn Rijnlandse eigendommen. Dit bood een kans aan de nieuwe Noormannengraaf om Valkenburg en Katwijk in te nemen, inclusief een deel van de plaats Rothulfuashem. De laatste graaf was Godfried de Noorman, die in 885 werd vermoord door Gerulf. Vanwege zijn actieve rol bij het verdrijven van de Noormannen kreeg Gerulf het graafschap langs de Rijn en werd daarmee de stamvader van het Hollandse gravenhuis. De Rijnmond werd nog steeds als Fries gebied gezien, zodat Gerulf beschouwd werd als een Friese graaf. Pas eeuwen later zouden zijn opvolgers de naam Graaf van Holland gaan gebruiken.
Nu de kust weer veilig was kon de bisschop terugkeren naar Utrecht. Daar werd al gauw duidelijk dat graaf Gerulf de voormalige kerkelijke eigendommen in bezit had. Er werd een lijst opgesteld van de vroegere bezittingen, waarin vermeld stond: “de kerk genoemd Valkenburg met alle toebehoren” en: “Rothulfuashem dat nu Rinasburg genoemd wordt”. Blijkbaar had de graaf tijdens de afwezigheid van de bisschop een burcht gebouwd als verdediging tegen de Noormannen. Het was een ringwalburg: een grote ronde aarden wal waarin huizen stonden en waarin de omliggende boeren konden vluchten. In Rijnsburg is lang naar de burcht gezocht. Bij de laatste archeologische onderzoeken is duidelijk geworden dat het oude dorpscentrum precies op de plek van de burcht ligt, ongeveer het rondje Kerkstraat – Vliet – Smidstraat – Oude Vlietweg. Rond 1050 is de burcht vervangen door een nieuwe burcht in Leiden, die nu nog op een heuvel midden in de stad ligt.
Toen de mens meer ging produceren dan hij voor zijn levensonderhoud nodig had, leidde dit tot handel en vervoer. Aangezien vervoer over water het meest voor de hand lag, ontstonden...
lezen