De oorsprong van de handel in paarden in Valkenburg is te vinden in de Romeinse tijd. Door de eeuwen heen is de jaarlijkse paardenmarkt een hoogtepunt in het leven van...
lezenDe oorsprong van de handel in paarden in Valkenburg is te vinden in de Romeinse tijd. Door de eeuwen heen is de jaarlijkse paardenmarkt een hoogtepunt in het leven van de inwoners geweest, dat veel meer omvatte dan alleen het loven en bieden op de aangevoerde viervoeters.
Rond het jaar 40 na Christus groeide de Romeinse nederzetting Praetorium Agrippinae uit tot een belangrijke plaats voor handel en nijverheid. Oude en gewonde paarden van de cavalerie werden door de Romeinen niet gebruikt voor consumptie. Ze werden te koop aangeboden, op de markt, aan de lokale bevolking.
In het jaar 837 werd na een bisschoppelijk besluit in Valkenburg een christelijke kerk gesticht. Tot de parochie behoorden ook de beide Katwijken. Om de kapel van inkomsten te voorzien werd besloten tot het houden van een markt. Rond het jaar 840 is er in documenten voor het eerst sprake van het aanvoeren en verhandelen van paarden te Valcanaburg. De markt begon 8 dagen voor St.Lambert(us) en eindigde 8 dagen daarna op 17 september. Op de dag van de kruisverheffing (14 september) trok de Kruisprocessie in een plechtige ommegang rond het Marktveld. Het kruis werd normaal bewaard in een zijdeur van de kerk. Aan het begin van de paardenmarkt werd een ijzeren marktkruis opgehangen als symbool van marktvrede. Kooplieden zetten tijdens de marktdagen hun tenten op het Marktveld, gelegen tussen de dorpskern en Torenvliet.
In de 17e eeuw was de Valkenburgse paardenmarkt uitgegroeid tot een beroemd en groots evenement. De ambachtsheren hadden er het grootste financiële voordeel van. In 1554 werden er 3106 paarden aangevoerd waarover markttol moest worden betaald. Ook andere activiteiten en gokspelen werden met tol belast, zoals het dobbelscoel, buttermaet, quacebort, waghe, keylbae, en cloetbaen. Daarnaast waren er de opbrengsten van maat en gewicht, en de exploitatie van kermisvermaeken. De kerk vaardigde in 1609 een verbod uit tegen:
“poppenkasten, loterijen en lichte vrouwen; men gaat zich te buiten aan dobbel- en prijsspelen in herbergen en hoerenwinkels, waar uitheemse vreemdelingen de eenvoud der Hollanders bederven.”
Huizen die normaal twintig gulden huur in een jaar opbrachten werden in de markt periode verhuurd voor 150 gulden. Uit het hele land kwamen beroemde kunstenaars om de markt te schilderen.
In 1618 vereerden de prinsen Frederik Hendrik en Maurits de paardenmarkt met een bezoek. De hofdichter Constantijn Huygens schreef naar aanleiding van dit bezoek een gedicht.
In de 19e eeuw waren de hoogtijdagen van de paardenmarkt voorbij. Men probeerde de markt weer nieuw leven in te blazen door het houden van draverijen. De beste koper ontving een zilveren stalborstel, het mooiste paard een zilveren manenkam. Voor de snelste draver werd een zilveren zweep uitgereikt: een prestigieuze prijs die liefkozend “de Valkenburger Hans” werd genoemd. In de 20e eeuw hing het voortbestaan van de mart aan een zijden draadje, maar nog steeds geldt tot in deze tijd: “laat de oudste paardenmarkt ook de laatste zijn”.
Toen de Romeinen vertrokken, verdwenen ook de Cananefaten, de Germaanse stam die leefde in het Rijnmondgebied. Het werd stil en pas een paar eeuwen later ontstond weer nieuwe bewoning, met...
lezen