Klederdracht in Katwijk aan Zee, Katwijk Binnen, Rijnsburg en Valkenburg
Klederdracht is het dragen van kleding in een dorpsgemeenschap of streek, die anders is dan de heersende mode. Toch wordt klederdracht ook beïnvloed door de mode.
Geleidelijk wordt de eigentijdse mode gevolgd en gebruik gemaakt van nieuwe materialen.
Rijnlandse dracht
Katwijk aan Zee, Katwijk Binnen, Rijnsburg en Valkenburg maken deel uit van het Rijnland.
Het gebied wordt in het westen begrensd door de Noordzee, loopt van Wassenaar tot Hillegom en in het oosten tot Boskoop.
Dit komt in grote lijnen overeen met het afwateringsgebied Rijnland (zie venster Het Mallegat).
In de klederdracht van de verschillende dorpen van het Rijnland zijn overeenkomsten te zien in de kostuums en vooral in de hoofdtooien. De oorsprong van de klederdracht die in het Rijnland, en dus ook in de dorpen Katwijk, Katwijk Binnen, Valkenburg en Rijnsburg, te vinden is gaat terug tot de periode rond 1700.
1621, Rijnlandse dracht
Hoofdbedekking voor vrouwen
Een belangrijk en opvallend onderdeel van klederdracht is een speciale bedekking van het hoofd.
De verschillende drachten in het Rijnland hadden oorijzers en kanten mutsen.
De ijzers en de bijbehorende sieraden werden gekocht in Leiden, waar een aantal juweliers deze sieraden maakten en verkochten. De kant voor de mutsen kwam uit Vlaanderen.
In alle dorpen van het Rijnland droegen de vrouwen een muts met een geborduurde bol en een kanten voorstrook. De rijkere vrouwen droegen op zon- en feestdagen een lange muts.
Mannenkleding
In de Rijnlandse klederdracht voor mannen is variatie te zien, wat vooral met de verschillende beroepen te maken had. Voor vissers waren vanaf midden 19e eeuw hemdrok en kesjak opvallende kledingstukken. Het hemdrok werd tussen het hemd en de bovenkleding gedragen. Meestal was dat een lijfje met lange mouwen en over elkaar slaande borstpanden, waarop twee rijen knopen.
Het kesjak was een ouderwets zeemanskostuum. Boeren droegen behalve hemdrokken ook linnen kielen. Verder droeg men meestal een broek met knopen. Aan de voeten droegen de mannen klompen (voor vissers wit gekalkt), pantoffelschoenen, laarzen of schoenen.
Vrouwendracht
Rond 1850 veranderde de vrouwendracht naar jak en rok. Ook deze vorm kwam in het hele Rijnland in verschillende variaties voor. Een jak was een nauwsluitende bloes of kort jasje.
Na de eerste wereldoorlog gingen de veranderingen snel: streekgebonden jak en rok werden losgelaten en vervangen door een modejapon. Vanaf dit moment verlieten steeds meer vrouwen de dracht. Zij droegen nog wel het oorijzer bij een jurk, maar het was een aflopende zaak: in Rijnsburg en Valkenburg was de dracht al voor de tweede wereldoorlog verdwenen. Katwijk hield het nog het langst vol: de modejapon werd hier weer klederdracht. De vrouwen droegen tot in de jaren ’60 van de 20e eeuw de zogenaamde ‘ijzerjurk’: een zwarte japon met een opstaand boordje van kant.
Tip: In het Katwijks Museum aan de Voorstraat is veel te zien van de Katwijkse klederdracht.