Zeilwagen Simon Stevin met edelen raast over het Katwijkse strand
De natuur- en wiskundige Simon Stevin, werkzaam aan de Universiteit van Leiden, ontwierp en bouwde in 1601 een zeilwagen voor Maurits van Nassau, de latere Prins van Oranje en de stadhouder van Holland en Zeeland. Maurits was aangesteld als legeraanvoerder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en bijzonder geïnteresseerd in toegepaste wiskunde.
In februari 1602 vond de eerste rit van de zeilwagen plaats. 27 binnenlandse en buitenlandse diplomaten waren er bij aanwezig. In twee uur reed de zeilwagen van Scheveningen naar Petten, met een snelheid die voor die tijd ongekend was: gemiddelde 50 km per uur! De zeilwagen raasde ook over het strand van Katwijk, dat toen nog niet werd onderbroken door de Uitwatering. Die werd pas twee eeuwen later aangelegd.
Onder de genodigden waren de Franse gezant Paul Choart de Buzanval, de Spaanse admiraal Francisco Mendoza (krijgsgevangen gemaakt in de Slag bij Nieuwpoort) en de latere schrijver en rechtsgeleerde Hugo de Groot, toen nog een jongen van vijftien. De Groot was zo onder de indruk van deze gebeurtenis dat hij 22 gedichten in het Latijns schreef over de zeilwagen van Stevin.
Het negende gedicht begint met de vermelding van een andere gebeurtenis die grote indruk had gemaakt: in Katwijk was een enorme walvis aangespoeld. Op de afbeelding is te zien hoe de Katwijkers rondlopen over het massieve lichaam. Maar dit was een kleinigheid vergeleken met de indruk die de wagen van Stevin maakte.
Als de zeeman in het gedicht de wagen voorbij ziet ‘langsvliegen’ vraagt hij zich af of dit gevaarte niet groter is dan het schip van de Argonauten, die met de Argo in Colchis het gulden vlies gingen halen.
Volgens de mythe werd de Argo gebouwd door Pallas Athene, de godin van de zeevaart, ter ere van haar oom Poseidon, de god van de zee.
Dat Hugo de Groot de zeilwagen vergeleek met de Argo, het bekendste en heldhaftigste schip uit de oudheid, is wel heel eervol. Door de Argo te noemen maakte De Groot van de dertig opvarenden (onder wie hij zelf) Argonauten: mytische helden.
Doen hier de Walvisch lagh so groot schier als het strandt,
Daer Catwijck houdt den naem van t’oude Vaderlandt,
En sagh men nergens na den Zeeman so verschieten,
Als doen hy vliegen sagh de Wielen met de sprieten.
Hy seyd’ is dat een werck als Argo, of noch meer,
Dat Pallas heeft gemaect haer grijsen oom ter eer?
Is dit de Wagen niet, waer mee den Heer de baren
Met sijnen drietandt heeft laetst over t’landt gevaren,
Doen al het volck verschrickt, als voor den jongsten dagh,
Den omgeroerden grondt van d’Aerde beven sagh?