Gedurende vele eeuwen vond zorg voor elkaar plaats door middel van liefdadigheid en familie- en burenhulp. Aan het begin van de negentiende eeuw groeide het besef, dat niet meer kon...
lezenGedurende vele eeuwen vond zorg voor elkaar plaats door middel van liefdadigheid en familie- en burenhulp. Aan het begin van de negentiende eeuw groeide het besef, dat niet meer kon worden volstaan met sociale zorg op basis van afhankelijkheid van anderen. Als gevolg daarvan ontstonden in die jaren de eerste onderlinge waarborgmaatschappijen en ziekenfondsen die burenhulp, de gangbare vorm van zorg tot die tijd, gingen vervangen.
Zorg voor elkaar is van alle tijden. In de tijd van de jagers en de eerste boeren waren de gemeenschappen klein. Het was in die situatie ondenkbaar dat men familieleden die verzorging nodig hadden liet verkommeren. Naarmate gemeenschappen groeiden deed de burenhulp zijn intrede. In de middeleeuwen namen kerkelijke instellingen een deel van de zorg over. Een eerste voorbeeld hiervan in onze regio was de abdij van Rijnsburg. De nonnen trokken zich het lot van de bewoners van het dorp aan en verleenden ziekenzorg. Daarnaast gingen ook de gilden aan de nabestaanden van gildebroeders een zekere mate van zorg bieden.
De zorgverlening door kerkelijke instellingen werd vaak mogelijk gemaakt met schenkingen door vermogende personen. Zo was het ook in Katwijk aan Zee, waar de eerste vermelding van een gasthuis dateert uit 1405. In 1481 kwam uit een schenking een woning met erf aan de Lijdweg beschikbaar, waarin drie personen konden worden verpleegd. Er werd niet altijd even zorgzaam met zieken omgegaan. Zo blijkt uit een oude akte dat in 1295 het aan leprozen werd verboden om in de kapel hun mis te vieren.
Door de gebrekkige gezondheidszorg en de beperkte kennis over medicijnen was de levensverwachting van de bevolking eertijds niet hoog.Het kwam in gezinnen dan ook vaak voor dat de ouders door ziekte wegvielen en de kinderen in behoeftige omstandigheden als wees achter bleven. Was de familie om financiële of andere redenen niet in staat om de wezen op te vangen, dan sprong de diaconie van de kerk bij. In het uiterste geval schoot soms de lokale overheid te hulp. Opvang bleek nodig en dat deed de behoefte aan een weeshuis ontstaan.
In Katwijk aan Zee leidde dit ertoe dat in 1615 een weeshuis aan de Voorstraat werd opgericht. In 1623 waren er al 13 kinderen opgenomen. Op hun mouw droegen zij een wit wapen met drie zwarte lelies: het wapen van de familie Van Liere, die de oprichting van het weeshuis financieel mogelijk had gemaakt.
Zoals in bijna iedere stad of dorp een vorm van armenzorg bestond, zo was dat ook in Rijnsburg het geval. Al vanaf de zestiende eeuw bestond er een ‘oudenliedenhuis’, dat ook opvang aan wezen bood. Een deel van de ouderen bestond uit ‘proveniers’. Dat waren min of meer vermogende lieden die bij wijze van zorgverzekering hun hele vermogen aan het tehuis ter beschikking stelden en zich daarmee inkochten. De proveniers hadden binnen het huis bepaalde voorrechten. Zo hadden zij de beste plek en de mooiste stoelen aan de gezamenlijke tafel en een eigen bank in de kerk. Onderscheid moest er nu eenmaal zijn. Aan het pand aan de Voorhof in Rijnsburg was ook een Waag verbonden, die inkomsten voor het huis opbracht.
Soms werden ook binnen families afspraken over de zorg gemaakt. Zo is in een testament uit 1858 te lezen:
‘Voorts verklaart zij testatrice bij dezen tot haren eenigen algeheelen Erfgenaam en al wat door haar met den dood zal worden ontruimd en nagelaten, te noemen en te stellen haren broeder A, koopman wonende te B, bij wien zij testatrice is inwonende. Willende zij Testatrice zulks eenigsints tot vergoeding doen strekken voor de aanhoudende zorgen en kosten, welke door denzelven haren broeder aan haar bij voortduring worden besteed.’
In 1923 besloten de christelijke besturenbond, middenstandsbond en werkliedenverenigingen in Katwijk om samen een vereniging voor ziekenhuisverpleging voor heel Katwijk op te richten.
Directe aanleiding daarvoor was het besluit van de regering in 1922 om de kosten van verpleging in academische ziekenhuizen, die eerst kosteloos was, ten laste van de patiënt te brengen. Deze kosten vormden voor velen een serieuze drempel. De vereniging kreeg de naam ‘De Verpleging’.
In de dertiger jaren telde de vereniging al meer dan 15.000 leden, onder wie veel Rijnsburgers en Valkenburgers. Zij voorzag duidelijk in een behoefte. Naarmate de verzekerde zorg omvangrijker en kostbaarder werd en de wettelijke eisen werden aangescherpt, ontstond de behoefte om toe te treden tot een groter organisatorisch verband. Dat leidde in 1997 tot aansluiting bij Het Zilveren Kruis, een onderdeel van Achmea. Voorwaarde bij de toetreding was het handhaven van de christelijke grondslag. Vanuit dat uitgangspunt opereert de verzekeraar tegenwoordig landelijk onder de naam DVZ Verzekeringen.
Katwijksche Bouwvereeniging – Tot in de 19e en het begin van de 20e eeuw zijn de woonomstandigheden van de Nederlandse arbeidsbevolking vaak erbarmelijk. De huizen zijn klein, goedkoop, donker en slecht....
lezen