Marinevliegkamp Valkenburg en de watersnoodramp
De watersnoodramp van 1 februari 1953 was een dramatische gebeurtenis, die met name in Zeeland en aan de Noordzee kust veel schade veroorzaakte en aan 1647 mensen het leven kostte. In Katwijk veroorzaakte de zware storm schade aan de Boulevard, vooral aan het lage gedeelte ter hoogte van de Voorstraat. Op het Marinevliegkamp Valkenburg (MVKV) was slechts sprake van lichte schade. Maar de vliegers en het grondpersoneel kregen het de dagen daarop bijzonder druk met de ramp.
De reddingsoperatie
De zondag na de ramp was het vliegveld om vier uur ’s middags volledig bedrijfsklaar voor vliegoperaties en konden de eerste verkenningsvluchten worden uitgevoerd. Op maandag 2 februari 1953 begon een grote reddingsoperatie waarbij MVK Valkenburg het coördinatiecentrum was voor alle hulpvluchten.
Om de hulpmiddelen bij de slachtoffers en de hulpdiensten in het rampgebied te krijgen werden twee weken lang vanaf Valkenburg droppingsvluchten uitgevoerd. Hiervoor werd gebruik gemaakt van alle transporttoestellen die Nederland toen beschikbaar had.
Vanaf 3 februari werd een grote buitenlandse bijdrage geleverd door transportvliegtuigen van de Amerikaanse luchtmacht, die ook vanaf Valkenburg opereerden. De Amerikanen namen in totaal 353 vluchten voor hun rekening.
Op Valkenburg was het vooral de eerste week een komen en gaan van buitenlandse vliegtuigen. Dat waren vooral de Amerikaanse toestellen, maar er landden ook vliegtuigen uit Engeland, Canada, Denemarken, Italië en Noorwegen. De vliegtuigen van deze vijf landen beperkten zich tot het aanvoeren van de door die landen beschikbaar gestelde goederen.
Toen op 16 februari de luchtoperaties werden beëindigd, waren er 72.000 broden, 14.000 liter water, 13.600 kilo voedsel, 280 rubberboten en 683.100 zandzakken uit de vliegtuigen geworpen.